M. Giet avait en effet justifié comme suit un amendement en ce sens : « dans la mesure où une divergence croissante entre les règles déontologiques du Nord et du Sud du pays risque de se manifester, ce qui n'est de l'intérêt ni de la justice, ni des justiciables, il faut prévoir quelles règles seront d'application dans les rapports fréquents, notamment à Bruxelles, entre avocats flamands et avocats francophones lorsque leurs déontologies seront divergentes.
De heer Giet gaf de volgende verantwoording voor zijn amendement in die zin : « Gelet op het risico van een toenemend verschil tussen de gedragsregels van het Noorden en het Zuiden van het land, wat noch het belang van het gerecht, noch het belang van de rechtzoekenden dient, moet worden bepaald welke regels zullen gelden voor de, onder meer in Brussel, frequente betrekkingen tussen de Nederlandse en de Franstalige advocaten als hun respectieve plichtenleer uiteenlopend zou zijn.