La Cour a en effet considéré que l'officier de l'état civil devait s'opposer au mariage lorsqu'il estimait qu'il s'agissait d'un mariage de complaisance et qu'une telle décision était adoptée en vue de préserver exclusivement l'ordre public et, en définitive, l'intérêt général, si bien qu'il importait que l'officier de l'état civil puisse agir en toute indépendance.
Het Hof heeft immers geoordeeld dat de ambtenaar van de burgerlijke stand zich moest verzetten tegen het huwelijk wanneer hij meende dat het ging om een schijnhuwelijk en dat een dergelijke beslissing werd genomen om uitsluitend de openbare orde en tenslotte het algemeen belang te vrijwaren, zodat de ambtenaar van de burgerlijke stand in alle onafhankelijkheid moet kunnen optreden.