CONSIDERANT QUE , POUR LES INDUSTRIES PLUS RECENTES , L'ARTICLE PRECITE DISPOSE QUE LES CONTRATS DOIVENT PORTER SUR DES TONNAGES EXCEDANT DES QUANTITES A DETERMINER EN FONCTION DE LA CAPACITE DE TRANSFORMATION DESDITES INDUSTRIES ; QU'IL Y A LIEU , EN CONSEQUENCE , DE FIXER POUR CHACUNE DE CES INDUSTRIES UN QUOTA DE BASE QUI TIENNE COMPTE DE SA CAPACITE DE TRANSFORMATION D'UNE PART , ET DU TAUX MOYEN D'UTILISATION DES INDUSTRIES DE L'ETAT MEMBRE EN CAUSE PENDANT LA PERIODE DE REFERENCE SUSVISEE , D'AUTRE PART ; QUE , EN CAS D'ACCROISSEMENT DE LA CAPACITE DE TRANSFORMATION DES INDUSTRIES , CE MEME CRITERE PEUT ETRE RETENU POUR LA FIXATION DE LEURS NOUVEAUX QUOTAS ;
Overwegende dat , met betrekking tot de meer recente ondernemingen , genoemd artikel bepaalt dat de contracten betrekking moeten hebben op hoeveelheden die aan de hand van de verwerkingscapaciteit van genoemde ondernemingen vast te stellen hoeveelheden te boven gaan ; dat derhalve voor elk van deze ondernemingen een basisquotum dient te worden vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met de verwerkingscapaciteit enerzijds en de gemiddelde bezettingsgraad van de industrieën in de betrokken Lid-Staten tijdens bovenbedoelde referentieperiode anderzijds ; dat bij uitbreiding van de verwerkingscapaciteit van de ondernemingen dit criterium kan worden aangehouden voor de vaststelling van hun nieuwe quota ;