Il ressort de ces dispositions, en particulier de l’emploi du terme « représentées » à l’article 19, troisième alinéa, du statut de la Cour, que, pour saisir le Tribunal d’un recours, une « partie », au sens de cet article, doit recourir aux services d’un tiers qui doit être habilité à exercer devant une juridiction d’un État membre ou d’un État partie à l’accord sur l’Espace économique européen (ordonnance de la Cour du 5 décembre 1996, Lopes/Cour de justice, C‑174/96 P, Rec. p. I‑6401, point 11 ; ordonnance du Tribunal du 29 novembre 1999, Shaw e.a./Commission, T‑131/99, non publiée au Recueil, point 11).
8 Uit deze bepalingen, in het bijzonder uit het gebruik van de term „vertegenwoordigd” in artikel 19, derde alinea, van het Statuut van het Hof, volgt dat een „partij” in de zin van dit artikel voor het instellen van beroep bij het Gerecht gebruik dient te maken van de diensten van een derde die bevoegd is op te treden voor de rechterlijke instanties van een lidstaat of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (beschikking Hof van 5 december 1996, Lopes/Hof van Justitie, C‑174/96 P, Jurispr. blz. I‑6401, punt 11; beschikking Gerecht van 29 november 1999, Shaw e.a./Commissie, T‑131/99, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 11).