La "communautarisation" de l'ex-3 pilier n'empêche pas qu'un certain particularisme institutionnel demeure: définition par le Conseil européen (par consensus) des orientations stratégiques de la programmation législative et opérationnelle, sans que le Parlement européen ne soit associé; partage de l'initiative législative entre la Commission et un quart des États membres (et non plus un seul État membre
comme actuellement) dans le domaine de la coopération judiciaire en matière pénale et de la coopération policière; rôl
e renforcé pour les parlements nationaux ...[+++], notamment quant au contrôle du respect du principe de subsidiarité (un quart des parlements
nationaux pour
déclencher l'alerte précoce, au lieu d'un tiers), à l'évaluation de la mise en œuvre des politiques de l'Union dans ce domaine et au contrôle de l'activité d'Eurojust et d'Europol.
Ondanks de “communautarisering” van de vervallen pijler III blijft er op institutioneel gebied echter nog steeds sprake van een uitzonderingssituatie: de strategische richtsnoeren van de wetgevende en operationele programmering worden door de Europese Raad (met eenparigheid van stemmen) vastgesteld, zonder dat het Europees Parlement hierbij wordt betrokken; het wetgevingsinitiatief op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken en politiële samenwerking ligt bij de Commissie of een kwart van de lidstaten (niet langer een enkele lidstaat zoals nu het geval
is); de nationale parlementen krijgen een grotere r
...[+++]ol, met name wat het toezicht op de eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel betreft (voor het instellen van het vroegtijdig waarschuwingssysteem volstaat een vierde van de nationale parlementen, in plaats van een derde), ter beoordeling van de invoering van het beleid van de Unie op dit gebied en het toezicht op de activiteiten van Eurojust en Europol.