Les dispositions décrétales interdisant la détention d'animaux à des fins exclusives ou principales de production de fourrure sont de nature à entraver, tout au moins indirectement, le commerce in
tracommunautaire de tels animaux et doivent dès lors être considérées comme une mesure d'effet équivalen
t à une restriction quantitative en principe interdite par les articles 34 et 35 du TFUE (Voir arrêt CJCE, 17 septembre 1998, C-400/96, Harpegnies, point 30; 19 j
uin 2008, C 219/07, Nationale ...[+++] Raad van Dierenkwekers en Liefhebbers VZW e.a., point 22).
De decretale bepalingen waarbij een verbod wordt opgelegd voor het houden van dieren voor uitsluitend of voornamelijk de productie van pelzen kunnen het intracommunautair handelsverkeer in dergelijke dieren, minstens onrechtstreeks, belemmeren en dienen bijgevolg te worden beschouwd als een bij de artikelen 34 en 35 van het VWEU in beginsel verboden maatregel die een gelijke werking heeft als een kwantitatieve beperking (zie arrest HvJ, 17 september 1998, C-400/96, Harpegnies, punt 30; 19 juni 2008, C-219/07, Nationale Raad van Dierenkwekers en Liefhebbers VZW e.a., punt 22).