Les pensions, les rentes viagères ou temporaires et les allocations en tenant lieu visées à l'article 34, § 1, 1º, qui sont attribuées en cas d'incapacité permanente en application de la législation sur les accidents du travail ou les maladies professionnelles, sont exonérées dans la mesure où elles ne constituent pas la réparation d'une perte permanente de bénéfices, de rémunérations ou de profits.
De in artikel 34, § 1, 1º, vermelde pensioenen, lijfrenten of tijdelijke renten en als zodanig geldende toelagen, die zijn toegekend in geval van blijvende ongeschiktheid met toepassing van de wetgeving op de arbeidsongevallen of beroepsziekten, zijn vrijgesteld in de mate waarin ze geen herstel van een bestendige derving van winst, bezoldigingen of baten uitmaken.