13. estime que l'économie sociale et les activités participant à la réalisation de certains objectifs sociaux, économiques
et environnementaux devraient bénéficier d'une certain souplesse ou de leurs propres règles spéci
fiques en matière d'aides d'État, compte tenu de leur fonctionnement et de leurs objectifs particuliers et du fait que le financement des organisations à but non lucratif et des SSIG n'entraîne pas de distorsions du marché; souligne que la politique de la concurrence ne doit pas servir de prétexte pour porter atteinte
...[+++] aux SSIG dans les États membres;
13. is van mening dat de sociale economie en activiteiten die bijdragen tot specifieke sociale, economische en milieudoelstellingen, gezien hun wijze van functioneren en de aard van hun doelstellingen, in aanmerking moeten komen voor een zekere mate van flexibiliteit of voor specifieke regels op het gebied van staatssteun, aangezien steun voor organisaties zonder winstoogmerk en sociale diensten van algemeen belang niet tot marktverstoring leidt; benadrukt dat het mededingingsbeleid niet als een voorwendsel mag worden gebruikt om de sociale diensten van algemeen belang van de lidstaten te ondermijnen;