La question préjudicielle omet d'indiquer la norme qui aurait été violée et en quoi elle l'aurait été; elle mentionne uniquement les normes au regard desquelles le contrôle devrait s'opérer, à savoir « les articles 10 et 11 de la Constitution, combinés avec l'article 6.1 C. E.D.H. et l'article 55, alinéa 1, 5, et alinéa 3, [du Code de la route] (coordonné par A.R. du 16.3.1968) ».
De prejudiciële vraag laat na aan te geven welke norm zou zijn geschonden en waarin die schending zou bestaan; zij vermeldt enkel de normen waaraan zou moeten worden getoetst, namelijk « de artikelen 10 en 11 van de grondwet en in combinatie met artikel 6.1 EVRM en artikel 55 lid 1, 5 en lid 3 WC (gecoördineerd bij KB van 16.3.1968) ».