Le projet de loi contenant le Code judiciaire, qui a été adopté au Sénat, précisait que les litiges relatifs à la sécurité sociale des travailleurs indépendants seraient tranchés par une chambre de la juridiction du travail dans laquelle siégeraient, outre un magistrat de carrière, deux assesseurs, l'un au titre de travailleur indépendant, l'autre au titre de travailleur salarié (Doc. parl., Sénat, 1964-1965, n° 170, p. 41, et « Texte adopté par les commissions réunies », ibid., pp. 12 et 15).
In het ontwerp van wet houdende het Gerechtelijk Wetboek, dat door de Senaat werd aangenomen, werd bepaald dat de geschillen die betrekking hebben op de sociale zekerheid van de zelfstandigen, zouden worden beslecht door een kamer van het arbeidsgerecht waarin naast een beroepsmagistraat eveneens twee assessoren zouden zetelen, de ene als zelfstandige, de andere als werknemer benoemd (Parl. St., Senaat, 1964-1965, nr. 170, p. 41, en « Tekst aangenomen door de verenigde commissies », ibid., pp. 12 en 15).