La première question préjudicielle porte sur la compatibilité de l'article 232 du Code civil avec les articles 10 et 11 de la Constitution, en tant que cette disposition instaure une différence de traitement entre les époux parents d'enfants mineurs issus du mariage des époux ou adoptés par eux, selon que le divorce des parents est un divorce pour cause de séparation de fait de plus de deux ans (article 232 du Code civil) ou un divorce pour faute (articles 229 et 231 du Code civil), en ce que, pour cette dernière forme de divorce, l'exigence que la situation matérielle des enfants précités ne peut s'aggraver de manière notable n'est pas une condition d'admission du divorce.
De eerste prejudiciële vraag peilt naar de bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet van artikel 232 van het Burgerlijk Wetboek, in zoverre het een verschil in behandeling instelt tussen echtgenoten, ouders van minderjarige kinderen uit hun huwelijk geboren of door hen geadopteerd, naargelang de echtscheiding van de ouders een echtscheiding op grond van feitelijke scheiding van meer dan twee jaar (artikel 232 van het Burgerlijk Wetboek) dan wel een echtscheiding wegens schuld (artikelen 229 en 231 van het Burgerlijk Wetboek) betreft, doordat voor die laatste vorm van echtscheiding het vereiste dat de materiële toestand van de voormelde kinderen niet gevoelig mag verslechteren, niet als voorwaarde geldt om de echtscheiding to
...[+++]e te kennen.