Elle n'habilite pas davantage le Roi à arrêter un budget pour l'indemnisation des prestations accomplies par des avocats au titre de l'aide juridique de deuxième ligne, puisqu'il appartient à la Chambre des représentants de voter annuellement le budget (article 174, alinéa 1, de la Constitution).
Zij machtigt de Koning evenmin ertoe een begroting vast te stellen voor de vergoeding van de prestaties die door advocaten in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand zijn verricht, aangezien het aan de Kamer van volksvertegenwoordigers staat de begroting jaarlijks goed te keuren (artikel 174, eerste lid, van de Grondwet).