(12) Lorsqu'un État membre décide d'admettre un ressortissant d'un pays tiers satisfaisant à ces critères communs, celui-ci devrait recevoir un titre de séjour spécifique, qui devrait s'appeler "carte bleue européenne" et l'État membre devrait lui permettre d'accéder progressivement au marché du travail et lui accorder, ainsi qu'à sa famille, les droits attachés au séjour et à la mobilité.
(12) Wanneer een lidstaat heeft besloten een onderdaan van een derde land die aan de gemeenschappelijke criteria voldoet, toe te laten, dient de betrokken onderdaan van een derde land een specifieke verblijfstitel uitgereikt te krijgen, die Europese blauwe kaart wordt genoemd en die geleidelijk toegang tot de arbeidsmarkt biedt, en de verblijfs- en mobiliteitsrechten te genieten die hem en zijn gezin zijn toegekend.