L'exception du Gouvernement flamand selon laquelle le défaut de démonstration d'un préjudice grave difficilement réparable devrait conduire au rejet des demandes, dès lors que le décret attaqué n'entrerait pas dans le champ d'application de l'article 16bis de la loi spéciale du 8 août 1980, est rejetée.
De exceptie van de Vlaamse Regering volgens welke het ontbreken van het bewijs van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel zou moeten leiden tot de verwerping van de vorderingen, aangezien het bestreden decreet niet zou vallen onder het toepassingsgebied van artikel 16bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, wordt verworpen.