Il faut encore relever l'article 21 de la Convention qui précise que « lorsque, en raison de circonstances qui ne lui sont pas imputables et qu'il ne pouvait ni éviter ni surmonter, le créancier est dans l'impossibilité de faire cesser le cours de la prescription, le délai est prolongé d'un an à partir du moment où lesdites circonstances ont cessé d'exister ».
Er moet nog worden gewezen op artikel 21 van het verdrag, waarin bepaald is dat « wanneer de schuldeiser wegens omstandigheden die niet aan hem kunnen worden toegerekend en die hij niet kan voorkomen, noch overwinnen, niet in staat is de loop van de verjaring te doen eindigen, de termijn met een jaar wordt verlengd vanaf het tijdstip waarop deze omstandigheden hebben opgehouden te bestaan».