En particulier, d'aucuns ont estimé que le droit de toute personne de mener « une vie conforme à la dignité humaine », consacré par l'article 23, alinéa 1 de la Constitution, pouvait se voir reconnaître le statut de droit subjectif autonome, et par là-même, recevoir un effet direct (71).
Sommigen hebben meer bepaald gemeend dat het recht van elke persoon « een menswaardig leven » te leiden, dat bekrachtigd wordt door artikel 23, eerste lid van de Grondwet, het statuut kon krijgen van autonoom subjectief recht, en als gevolg daarvan rechtstreekse werking kon krijgen (71).