En cas d'absence ou d'empêchement des directeurs régionaux, les délégations qui leur sont données par la présente sous-section sont exercées soit par l'agent du service concerné désigné en vertu d'un acte de subdélégation préalable soit, en l'absence d'une telle désignation, par l'agent du service concerné du grade le plus élevé étant entendu qu'à égalité de grade, il sera tenu compte, d'abord de l'ancienneté dans le grade, ensuite de l'ancienneté de service, enfin de l'âge.
Ingeval de gewestelijke directeurs afwezig of verhinderd zijn, worden de delegaties die hen door deze onderafdeling zijn verleend, uitgeoefend ofwel door de ambtenaar van de betrokken dienst, aangewezen bij een voorafgaande akte van subdelegatie ofwel bij gebrek aan zulke aanwijzing door de ambtenaar van de betrokken dienst met de hoogste graad, met dien verstande dat bij gelijkheid in graad op de eerste plaats rekening wordt gehouden met de graadanciënniteit, vervolgens met de dienstanciënniteit en tenslotte met de leeftijd.