Art. 2. Si le Gouvernement flamand prend connaissance de faits commis par le mandataire intéressé qui peuvent être qualifiés d'inconduite notoire ou de négligence grave et qui peuvent conduire à l'imposition d'une mesure disciplinaire, il peut charger le gouverneur de la province où le mandataire intéressé a été nommé ou élu, de mener une enquête disciplinaire, de rédiger un rapport disciplinaire et de composer un dossier disciplinaire.
Art. 2. Als de Vlaamse Regering kennis krijgt van feiten, gepleegd door de betrokken mandataris, die gecatalogiseerd kunnen worden als kennelijk wangedrag of grove nalatigheid, en die aanleiding kunnen geven tot het opleggen van een tuchtmaatregel, kan ze de provinciegouverneur van de provincie waar de betrokken mandataris benoemd of verkozen is, de opdracht geven om een tuchtonderzoek te voeren, een tuchtverslag op te maken, en een tuchtdossier samen te stellen.