Le Gouvernement de la Communauté française reconnaît qu'il y a effectivement une différence entre la situation d'un membre du personnel enseignant qui est inculpé ou prévenu en raison de faits étrangers à ceux qui fondent une suspension préventive d'office puisque dans ce cas le pouvoir organisateur peut apprécier si l'intérêt du service justifie la suspension de l'intéressé alors que ce pouvoir d'appréciation disparaît lorsque les conditions objectives aboutissant à la suspension d'office sont réunies.
De Franse Gemeenschapsregering erkent dat de situatie van een lid van het onderwijzend personeel dat in verdenking is gesteld of beschuldigd van andere feiten dan die welke aanleiding geven tot een preventieve schorsing van ambtswege, wel degelijk verschillend is aangezien in dat geval de inrichtende macht kan oordelen of de betrokkene in het belang van de dienst moet worden geschorst, terwijl die beoordelingsbevoegdheid verdwijnt wanneer aan de objectieve voorwaarden die aanleiding geven tot een schorsing van ambtswege, is voldaan.