Traduction de «dispose des qualifying investor alternative » (Français → Néerlandais) :

On peut à cet égard citer à titre d'exemple la France qui dispose des organismes de placement collectif en immobilier (OPCI) et des sociétés d'investissement immobilier cotées (SIIC), de la Grande Bretagne qui dispose des property authorised investment funds (PAIF) et des UK REITs ou encore de l'Irlande qui dispose des qualifying investor alternative investment funds (QIAIF) et des Irish REITs.
We kunnen hierbij bijvoorbeeld verwijzen naar Frankrijk, dat instellingen voor collectieve belegging in vastgoed (OPCI) en beursgenoteerde vastgoedbeleggingsvenoot-schappen (SIIC) kent, naar Groot-Brittannië, dat property authorised investment funds (PAIF) en UK REITs kent, of ook naar Ierland, met de qualifying investor alternative investment funds (QIAIF) en Ierse REITs.

Art. 5. Sont considérés comme "groupes à risque" : - les employés âgés d'au moins 50 ans; - les employés âgés d'au moins 40 qui sont menacés par un licenciement; - les employés qui travaillent depuis moins d'un an et qui étaient inoccupés au moment de leur entrée en service; - les employés avec une aptitude au travail réduite; - les jeunes employés qui n'ont pas encore 26 ans et qui suivent une formation, soit dans un système de formation en alternance, soit dans le cadre d'une formation professionnelle individuelle en entreprise; - les employés qui soit en raison d'une réorganisation soit de l'informatisation éprouvent des difficultés significatives d'adaptation; - les employés qui au moment de leur engagement ne disposent pas d'une expérience suffisamment relevante; - les employés peu qualifiés (groupes de fonctions 1, 2A, 2B).
Art. 5. Onder "risicogroepen" verstaan de partijen : - de bedienden van minstens 50 jaar oud; - de bedienden van minstens 40 jaar oud die bedreigd zijn door ontslag; - de bedienden die sinds minder dan een jaar werken en niet-werkend waren op het ogenblik van hun indiensttreding; - de bedienden met een verminderde arbeidsgeschiktheid; - de jongere bedienden die nog geen 26 jaar oud zijn en opgeleid worden, hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming; - de bedienden die wegens reorganisatie of wegens informatisering significante moeilijkheden hebben met de omschakeling; - de bedienden die op het ogenblik van hun indiensttreding niet over voldoende ervaring beschikken; - de laaggeschoolde bedienden (functiegroepen 1, 2A, 2B).

Art. 4. Sont considérés comme " groupes à risque" : - les employés âgés d'au moins 50 ans; - les employés âgés d'au moins 40 qui sont menacés par un licenciement; - les employés qui travaillent depuis moins d'un an et qui étaient inoccupés au moment de leur entrée en service; - les employés avec une aptitude au travail réduite; - les jeunes employés qui n'ont pas encore 26 ans et qui suivent une formation, soit dans un système de formation en alternance, soit dans le cadre d'une formation professionnelle individuelle en entreprise; - les employés qui soit en raison d'une réorganisation soit de l'informatisation éprouvent des difficultés significatives d'adaptation; - les employés qui au moment de leur engagement ne disposent pas d'une expérience suffisamment relevante; - les employés peu qualifiés.
Art. 4. Onder " risicogroepen" verstaan de partijen : - de bedienden van minstens 50 jaar oud; - de bedienden van minstens 40 jaar oud die bedreigd zijn door ontslag; - de bedienden die sinds minder dan een jaar werken en niet-werkend waren op het ogenblik van hun indiensttreding; - de bedienden met een verminderde arbeidsgeschiktheid; - de jongere bedienden die nog geen 26 jaar oud zijn en opgeleid worden, hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming; - de bedienden die wegens reorganisatie of wegens informatisering significante moeilijkheden hebben met de omschakeling; - de bedienden die op het ogenblik van hun indiensttreding niet over voldoende ervaring beschikken; - de laaggeschoolde bedienden.

39. attire l'attention sur la nécessité de disposer d'un personnel technique et qualifié suffisant; estime par conséquent que davantage d'investissements sont nécessaires dans le domaine de l'éducation, et que les liens entre les établissements d'enseignement et les PME devraient être renforcés afin d'inclure la promotion de l'auto-emploi, de la culture d'entrepreneuriat et de la sensibilisation à l'entreprise dans les cursus nationaux d'enseignement; encourage l'extension des programmes de mobilité individuelle, tels que "Erasmus pour les jeunes entrepreneurs" et "Erasmus pour les apprentis", en insistant sur la participation des femmes; encourage l'extension envisagée de la portée du programme Leonardo da Vinci et la création d'un système européen de crédits d'apprentissage pour l'enseignement et la formation professionnels; invite instamment les États membres, en collaboration avec les partenaires sociaux et les organismes de formation, à mettre en place une formation professionnelle par alternance et des programmes de (ré)apprentissage tout au long de la vie spécialement adaptés aux besoins des PME, et cofinancés par le Fonds social européen; invite la Commission à faciliter les échanges de meilleures pratiques dans le domaine des formations et des mesures innovantes visant à concilier vie professionnelle et vie de famille, ainsi qu'à promouvoir l'égalité entre les femmes et les hommes;
39. vraagt aandacht voor de behoefte aan voldoende technisch en gekwalificeerd personeel; is derhalve van mening dat er meer moet worden geïnvesteerd in onderwijs en dat de banden tussen onderwijsinstellingen en het MKB moeten worden aangehaald, zodat het stimuleren van het werken als zelfstandige, een ondernemerscultuur en zakelijk inzicht wordt opgenomen in de nationale onderwijsprogramma's; is een voorstander van het uitbreiden van individuele mobiliteitsprogramma's voor studenten, zoals "Erasmus voor jonge ondernemers" en "Erasmus voor leerlingen in het beroepsonderwijs", in het bijzonder in verband met vrouwelijk ondernemerschap; steunt de voorgenomen uitbreiding van het Leonardo da Vinci-programma en het ontwikkelen van een Europees studiepuntensysteem voor beroepsopleidingen; roept de lidstaten op in samenwerking met de sociale partners en opleidingsinstanties programma's te ontwikkelen voor praktijkgerichte beroepsopleidingen, omscholing en permanente educatie, die speciaal zijn gericht op de behoeften van het MKB en die medegefinancierd worden door het Europees Sociaal Fonds; roept de Commissie op het uitwisselen van beste praktijken op het gebied van innovatieve opleidingen te faciliteren en maatregelen te nemen om het combineren van werk en gezin mogelijk te maken en de gelijkheid van man en vrouw te bevorderen;

39. attire l'attention sur la nécessité de disposer d'un personnel technique et qualifié suffisant; estime par conséquent que davantage d'investissements sont nécessaires dans le domaine de l'éducation, et que les liens entre les établissements d'enseignement et les PME devraient être renforcés afin d'inclure la promotion de l'auto-emploi, de la culture d'entrepreneuriat et de la sensibilisation à l'entreprise dans les cursus nationaux d'enseignement; encourage l'extension des programmes de mobilité individuelle en vue de mettre notamment en place un "Erasmus pour les jeunes entrepreneurs" et un "Erasmus pour les apprentis", en insistant sur la participation des femmes; encourage l'extension envisagée de la portée du programme Leonardo da Vinci et la création d'un système européen de crédits d'apprentissage pour l'enseignement et la formation professionnels (ECVET); invite instamment les États membres, en collaboration avec les partenaires sociaux et les organismes de formation, à mettre en place une formation professionnelle par alternance, des programmes de (ré)apprentissage tout au long de la vie spécialement adaptés aux besoins des PME, et cofinancés par le Fonds social européen; invite la Commission à faciliter les échanges de meilleures pratiques dans le domaine des formations, à favoriser l'adoption de mesures innovantes visant à concilier vie professionnelle et vie de famille, ainsi qu'à promouvoir l'égalité entre les femmes et les hommes;
39. vraagt aandacht voor de behoefte aan voldoende technisch en gekwalificeerd personeel; is derhalve van mening dat er meer moet worden geïnvesteerd in onderwijs en dat de banden tussen onderwijsinstellingen en het MKB moeten worden aangehaald, zodat het stimuleren van het werken als zelfstandige, een ondernemerscultuur en zakelijk inzicht wordt opgenomen in de nationale onderwijsprogramma's; is een voorstander van het uitbreiden van individuele mobiliteitsprogramma's voor studenten, zoals 'Erasmus voor jonge ondernemers' en 'Erasmus voor leerlingen in het beroepsonderwijs', in het bijzonder in verband met vrouwelijk ondernemerschap; steunt de voorgenomen uitbreiding van het Leonardo da Vinci-programma en het ontwikkelen van een Europees studiepuntensysteem voor beroepsopleidingen; roept de lidstaten op in samenwerking met de sociale partners en opleidingsinstanties programma's te ontwikkelen voor praktijkgerichte beroepsopleidingen, omscholing en permanente educatie, die speciaal zijn gericht op de behoeften van het MKB en die medegefinancierd worden door het Europees Sociaal Fonds; roept de Commissie op het uitwisselen van beste praktijken op het gebied van innovatieve opleidingen te faciliteren en maatregelen te nemen om het combineren van werk en gezin mogelijk te maken en de gelijkheid van man en vrouw te bevorderen.