3. Sans préjudice des dispositifs ou régimes nationaux concernant l'admissibilité des preuves, les États membres veillent à que, dans le cadre des procédures pénales, les droits de la défense et l'équité de la procédure soient respectés lors de l'évaluation des déclarations faites par une personne soupçonnée ou poursuivie ou des éléments de preuve obtenus en violation de son droit à un avocat ou lorsqu'une dérogation à ce droit a été autorisée conformément à l'article 3, paragraphe 6.
3. Onverminderd nationale bepalingen inzake de toelaatbaarheid van bewijs zorgen de lidstaten er in een strafproces voor dat bij de beoordeling van de verklaringen van een verdachte of beklaagde of van bewijs, verkregen in strijd met zijn recht op een advocaat of in gevallen waarin overeenkomstig artikel 3, lid 6, een afwijking van dit recht was toegestaan, de rechten van de verdediging en het eerlijke verloop van het proces worden geëerbiedigd.