G. considérant que la peine de lapidation constitue une violation flagrante des obligations internationales qui incombent à l'Iran en vertu du Pacte international relatif aux droits civils et politiques; que l'Iran n'a accepté que récemment, lors de l'examen périodique universel le concernant au Conseil des droits de l'homme des Nations unies, de respecter au moins les normes et les dispositions minimales du Pacte en matière de peine de mort tant que celle-ci sera maintenue,
G. overwegende dat het stenigingsvonnis een aperte schending betekent van de internationale verplichtingen die krachtens het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten op Iran rusten; overwegende dat Iran onlangs nog bij zijn universele periodieke toetsing in de VN-Mensenrechtenraad heeft aanvaard om ten minste de minimumnormen en bepalingen van bovengenoemd verdrag met betrekking tot de doodstraf, zolang die nog blijft bestaan, te eerbiedigen,