Convient-il d’interpréter l’article 3, paragraphe 1, de la directive no 2013/48 en ce sens qu’il autorise la juridiction nationale à écarter de la procédure juridictionnelle un avocat qui a représenté deux prévenus, dont l’un a donné des explications concernant des faits qui affectent les intérêts de l’autre prévenu, lequel ne fournit aucune explication?
Dient artikel 3, lid 1, van richtlijn 2013/48 aldus te worden uitgelegd dat het de nationale rechter toestaat een raadsman uit te sluiten van de gerechtelijke procedure wanneer hij twee verdachten heeft bijgestaan waarvan de ene een verklaring heeft afgelegd over feiten die de belangen schaden van de andere, die zijnerzijds geen verklaring heeft afgelegd?