Tout autre État membre peut demander que l’État membre qui a fait une telle déclaration soit tenu d’appliquer les dispositions pertinentes des décisions-cadres visées aux articles 2, 3, 4, 5 et 6, dans les versions sous lesquelles elles ont été initialement adoptées, à la reconnaissance et à l’exécution des décisions que cet autre État membre a rendues en l’absence de la personne concernée lors du procès.
Elke andere lidstaat kan eisen dat de lidstaat die een dergelijke verklaring heeft afgelegd, de toepasselijke bepalingen van de in de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 bedoelde kaderbesluiten in de versie waarin zij oorspronkelijk werden vastgesteld, toepast op de erkenning en tenuitvoerlegging van door die lidstaat buiten de aanwezigheid van de verdachte in persoon gegeven beslissingen.