Dit kaderbesluit eerbiedigt de grondrechten en voldoet aan de beginselen die zijn erkend in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en zijn weergegeven in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name in hoofdstuk VI. Niets in dit kaderbesluit staat eraan in de weg dat d
e erkenning van een vonnis en/of het toezicht op een proeftijdvoorwaarde of alternatieve straf kan worden geweigerd, indien er objectieve redenen bestaan om aan te nemen dat de proeftijdvoorwaarde of alternatieve straf is opgelegd om de betrokkene te bestraffen op grond van zijn geslacht, ras, godsdienst, etnische afstamming, nationalitei
...[+++]t, taal, politieke overtuiging of seksuele geaardheid, of dat de positie van die persoon op een van deze gronden kan worden aangetast.