2. « L'interprétation de l'article 57, § 2, 1°, de la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics d'aide sociale consistant à considérer que les motifs constitutifs d'une impossibilité médicale absolue de retour, selon la définition qu'en donne l'arrêt 80/99 du 30 juin 1999 de la Cour d'arbitrage, doivent être personnels au demandeur d'aide n'engendre-t-elle pas, dans la situation décrite supra, une discrimination contraire aux articles 10 et 11 de la Constitution lus isolément ou en c
ombinaison avec les dispositions constitutionnelles e
t supranationales précitées ...[+++], - parmi lesquelles tout particulièrement l'article 8 de la Convention européenne des droits de l'Homme garantissant le droit aux relations personnelles et familiales - en ce qu'elle aurait pour effet de traiter différemment des personnes appartenant à une cellule familiale se trouvant dans une situation identique en raison de la présence d'un handicap lourd affectant dans le premier cas le demandeur d'aide lui-même, et dans le second, l'un des enfants mineurs à sa charge ?
2. « Veroorzaakt de interpretatie van artikel 57, § 2, 1°, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, die erin bestaat te oordelen dat een absolute onmogelijkheid van terugkeer om medische redenen, volgens de daarvan gegeven definitie in het arrest nr. 80/99 van 30 juni 1999 van het Arbitragehof, gegrond moet zijn op persoonlijke motieven van de aanvrager van de dienstverlening, in de hiervoor beschreven situatie een discriminatie die strijdig is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de voormelde
grondwettelijke en supranationale bepalingen - waaron ...[+++]der in het bijzonder artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waarin het recht op persoonlijke en familiale relaties wordt gewaarborgd - in zoverre die interpretatie tot gevolg zou hebben dat personen die tot één gezin behoren en zich in een identieke situatie bevinden verschillend worden behandeld, om reden dat in het eerste geval de aanvrager zelf van de dienstverlening zwaar gehandicapt is en in het tweede geval één van de minderjarige kinderen te zijnen laste dat is ?