Si, dans les cas évoqués au § 1, la distance minimale prévue entre l'installation de transport et les autres constructions, infrastructures, câbles ou canalisations, ou la distance minimale indiquée dans le cadre d'activités de transformation du sol à des fins agricoles ou de jardinage, ne peut être respectée, le titulaire de l'autorisation de transport peut accepter de la modifier, pour autant que le maître d'ouvrage des travaux prenne des mesures de précaution particulières, approuvées par le titulaire de l'autorisation de transport, en vue de protéger l'installation de transport.
Indien, in de gevallen vermeld in § 1, de minimale afstand tussen de vervoersinstallatie en de overige constructies, infrastructuren, kabels of leidingen dan wel de minimale afstand zoals aangegeven in het kader van grondbewerkingen voor land- en tuinbouw, niet kunnen gerespecteerd worden, kan de houder van de vervoersvergunning ermee instemmen deze te wijzigen, voor zover de bouwheer van de werken door de houder van de vervoersvergunning goedgekeurde bijzondere voorzorgsmaatregelen neemt met het oog op de bescherming van de vervoersinstallatie.