Cette disposition tend à faire écho aux critiques que la doctrine avait adressées à la jurisprudence (Cass., 26 mai 1977, Pas., 1977, I, 985) et se joint à des initiatives législatives précédentes (Proposition de M. Verhaegen, Sénat, 1988-1989, 463-1) » (Doc. parl., Chambre, 1991-1992, n° 631/1, p. 12).
Hiermee wordt tegemoet getreden aan de kritiek die de rechtsleer ten aanzien van de rechtspraak (Cass., 26 mei 1977, Arr. Cass., 1977, 988) heeft geformuleerd, en wordt aangesloten bij voorgaande wetgevende initiatieven (Voorstel van de heer Verhaegen, Parl. besch. Senaat, 1988-1989, 463-1) » (Parl. St., Kamer, 1991-1992, nr. 631/1, p. 12).