En vertu de l'alinéa 2 de l'article 60, 2°, de la loi du 15 décembre 1980 relative à l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers, l'étudiant étranger qui désire obtenir une autorisation de séjour de plus de trois mois, doit prouver qu'il dispose de moyens de subsistance suffisants dont notamment « les ressources qu'il peut se procurer par l'exercice légal d'une activité lucrative en dehors du temps qui doit normalement être consacré aux études ».
Op basis van artikel 60, tweede lid, 2°, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, moet de vreemde student die een verblijfsvergunning van meer dan drie maanden wenst te verkrijgen, aantonen dat hij over voldoende bestaansmiddelen beschikt. Hierbij wordt rekening gehouden met de inkomsten die hij zich kan verschaffen door het wettig uitoefenen van een winstgevende werkzaamheid buiten de tijd die normaal aan de studie moet worden gewijd.