De leur côté, les conseils des ordres des avocats sont chargés de « maintenir les principes de dignité, de probité et de délicatesse qui font la base de leur profession et doivent garantir un exercice adéquat de la profession » (article 455 du Code judiciaire), ce qui sous-entend bien entendu que les avocats doivent eux-mêmes faire preuve de dignité, de probité et de délicatesse.
De raden van de ordes van advocaten van hun kant hebben de opdracht om « de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen, te handhaven » (artikel 455 van het Gerechtelijk Wetboek), wat uiteraard impliceert dat de advocaten zelf waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid in acht moeten nemen.