« Le père et la mère visés à l'article 10, § 1, alinéa 1, 7°, d'un étranger reconnu réfugié au sens de l'article 48/3 ou d'un étranger bénéficiant de la protection subsidiaire doivent également prouver qu'ils disposent de moyens de subsistances stables, suffisants et réguliers tels que prévus à l'article 10, § 5 ».
« De in artikel 10, § 1 eerste lid, 7°, bedoelde ouders van een vreemdeling die erkend werd als vluchteling in de zin van artikel 48/3 of van een vreemdeling die de subsidiaire bescherming geniet, dient [lees : dienen] eveneens aan te tonen te beschikken over stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen zoals bepaald in artikel 10, § 5 ».