Comme l'indique notamment l'article 5, c) , de la Convention pour la protection des personnes à l'égard du traitement automatisé des données à caractère personnel, faite à Strasbourg le 28 janvier 1981, les données à caractère personnel faisant l'objet d'un traitement automatisé doivent être « adéquates, pertinentes et non excessives par rapport aux finalités pour lesquelles elles sont enregistrées ».
Zoals onder meer blijkt uit artikel 5, c) , van het Verdrag tot bescherming van de personen ten opzichte van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, ondertekend te Straatsburg op 28 januari 1981, dienen persoonsgegevens die het voorwerp uitmaken van een verwerking, « toereikend, terzake dienend en niet overmatig te zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden opgeslagen ».