Art. 27. § 1. Afin de satisfaire à leur obligation de vérifier l'identité des personnes visées aux articles 21 à 24, les entités assujetties confrontent tout ou partie des données d'identification recueillis en application de l'article 26 à un ou plusieurs documents probants ou sources fiables et indépendantes d'information permettant de confirmer ces données, en vue d'acquérir un degré suffisant de certitude qu'elles connaissent les personnes concernées.
Art. 27. § 1. Om te voldoen aan hun verplichting tot verificatie van de identiteit van de personen bedoeld in de artikelen 21 tot en met 24, toetsen de onderworpen entiteiten alle of een deel van de identificatiegegevens die verzameld zijn op grond van artikel 26 aan één of meerdere bewijsstukken of betrouwbare en onafhankelijke informatiebronnen die deze gegevens kunnen bevestigen, om voldoende zekerheid te verkrijgen dat ze de betrokken personen kennen.