« Les docteurs en médecine, chirurgie et accouchements, les officiers de santé et les pharmaciens qui auront traité une personne pendant la maladie dont elle meurt, ne pourront profiter des dispositions entre vifs ou testamentaires qu'elle aurait faites en leur faveur pendant le cours de cette maladie.
« Doctors in de genees-, heel- en verloskunde, officieren van gezondheid en apothekers, die een persoon hebben behandeld gedurende de ziekte waaraan hij overleden is, kunnen geen voordeel genieten van beschikkingen onder de levenden of bij testament, die hij, in de loop van die ziekte, te hunnen behoeve mocht hebben gemaakt.