13. constate que, par rapport aux anciens États membres, les transactions financières s'effectuent dans les nouveaux États membres davantage en espèce que par voie électronique; presse la Commission, les États membres et les banques centrales nationales de tenir compte de cet élément au moment de préparer la transition dans les nouveaux États membres; encourage ces derniers à profiter de la transition pour développer le paiement par carte et par voie électronique; estime qu'une brève période de double circulation monétaire constitue la meilleure option pour un passage réussi à l'euro dans les nouveaux États membres;
13. stelt vast dat in vergelijking met de oude lidstaten in de nieuwe lidstaten meer financiële transacties in contante vorm plaatsvinden, en in mindere mate via elektronische betalingswijzen; dringt er bij de Commissie, de lidstaten en de nationale centrale banken op aan hiermee bij de voorbereiding van de overgang in de nieuwe lidstaten rekening te houden; nodigt hen uit de overgang te benutten om het aantal elektronische betalingen en pinbetalingen op te voeren; is ervan overtuigd dat een korte periode van dubbele circulatie de beste optie voor een succesvolle overgang in de nieuwe lidstaten vormt;