Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par jugement du 6 avril 2016 en cause de Benoît Bams et Carine Mar
liere contre l'Etat belge, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 8 avril 2016, le Tribunal de première instance du Luxembourg, division d'Arlon, a posé la question préjudicielle suivante : « Lorsqu'une imposition commune est établie, l'article 134 du Code des impôts sur les revenus, tel qu'int
erprété en ce qu'il impose l'imputation du supplément de quotité exemptée pour enfant à charge
...[+++]dans le chef du conjoint qui a le revenu imposable le plus élevé, même lorsque ledit revenu est exonéré en vertu d'une disposition de droit international prévoyant son exonération sous réserve de progressivité, entraînant ainsi la perte de bénéfice de cet avantage fiscal, viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution ?Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 6 april 2016 in zake Benoît Bams en Carine Marliere tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 april 2016, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luxemburg, afdeling Aarlen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 134 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, in die zin geïnterpreteerd dat het de aanrekening van de toeslag op de belastingvrije som voor een kind ten laste bij de echtgenoot met het hoogste belastbare inkomen oplegt, zelfs wanneer dat inkomen is vrijgesteld krachtens een internationaalrechtelijke be
paling die voorziet in de vrij ...[+++]stelling ervan onder progressievoorbehoud, waardoor dat fiscale voordeel aldus verloren gaat, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd ?