3. rappelle que, du fait de ce caractère sui generis du droit communautaire, aucune disposition nationale, quelle qu'elle soit, ne peut primer le droit communautaire, car cela reviendrait à lui dénier son caractère de droit communautaire et à remettre en question le fondement juridique de la Communauté elle-même;
3. herinnert er derhalve aan dat op het Gemeenschapsrecht als gevolg van deze autonomie geen nationale voorschriften van welke aard dan ook voorrang kunnen hebben, zolang daaraan niet het Gemeenschapsrechtelijke karakter ontzegd moet worden en niet de rechtsgrondslag van de Gemeenschap zelf in twijfel getrokken moet worden;