Il fut décidé en fin de compte d'étendre le droit de contestation à « la personne qui revendique la paternité de l'enfant », tout en instaurant la possession d'état comme cause d'irrecevabilité de telles actions (Doc. parl., Chambre, 2004-2005, DOC 51-0597/026, amendement n° 112, et Doc. parl., Chambre, 2004-2005, DOC 51-0597/029, sous-amendement n° 134).
Uiteindelijk werd besloten het betwistingsrecht uit te breiden tot « de persoon die het vaderschap van het kind opeist », terwijl het bezit van staat als grond van onontvankelijkheid van die vorderingen werd ingevoerd (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-0597/026, amendement nr. 112, en Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-0597/029, subamendement nr. 134).