AC. considérant que, parmi les 28 É
tats membres, l'âge minimal d'éligibilité pour se présenter aux élections varie entre 18 et 25 ans, et que l'âge r
equis pour avoir le droit de vote s'étend de 16 à 18 ans, en raison des traditions constitutionnelles et électorales divergentes dans les États membres; que l'harmonisation de la majorité électorale et de l'âge minimum pour les candidats serait hautement souhaitable pour fournir aux citoyens de l'Union une réelle égalité de vote, et permettrait d'éviter la discrimination dans
le domain ...[+++]e le plus fondamental de la citoyenneté, à savoir le droit de participer au processus démocratique;
AC. overwegende dat de minimumleeftijd in de 28 lidstaten varieert van 18 tot 25 jaar voor het passief kiesrecht en van 16 tot 18 jaar voor het actief kiesrecht, vanwege de verschillende constitutionele en electorale tradities in de lidstaten; overwegende dat de harmonisatie van de kiesgerechtigde leeftijd en de minimumleeftijd voor kandidaten uiterst wenselijk is, met het oog op werkelijke electorale gelijkheid voor de burgers van de Unie en het voorkomen van discriminatie met betrekking tot het meest fundamentele aspect van burgerschap, namelijk het recht op deelneming aan het democratisch proces;