Enfin, ce droit de l'enfant à connaître ses origines, tout comme son droit dans les quatre ans qui suivent sa majorité à contester la présomption de paternité du mari de sa mère, ne peut être envisagé que comme un droit purement personnel, non susceptible de représentation.
Ten slotte mag het recht dat het kind heeft om zijn afkomst te kennen, net als het recht dat hij heeft om gedurende de eerste vier jaren van zijn meerderjarigheid het vermoeden van vaderschap van de echtgenoot van zijn moeder te betwisten, uitsluitend worden beschouwd als een strikt persoonlijk recht dat een kind zélf moet uitoefenen en niet zijn vertegenwoordigers.