A. conscient que, comme l'affirme le comité CEDAW dans sa Recommandation générale n° 19 , la violence à l'encontre des femmes constitue une forme de discrimination, en portant atteinte à l'intégrité physique et psychologique des femmes, elle compromet la possibilité pour les femmes de jouir pleinement de leurs droits humains fondamentaux et universels, tels que le droit à la vie et le droit à la sécurité et à l'intégrité de la personne, tel qu'établi dans les instruments européens et universels en matière de droits de l'homme,
A. overwegende dat, zoals het CEDAW-Comité in zijn Algemene Aanbeveling nr. 19 verklaart, geweld tegen vrouwen een vorm van discriminatie is die hun lichamelijke en psychische integriteit ondermijnt en waardoor zij worden geschaad in de volwaardige uitoefening van hun universele grondrechten, zoals het recht op leven en het recht op de veiligheid en integriteit van de persoon, die zijn verankerd in de universele en Europese instrumenten inzake de rechten van de mens,