- « Les articles 1017, § 1, et 1022 du Code judiciaire violent-ils les articles 10, 11 et 16 de la Constitution, combinés avec l'article 1 du Protocole additionnel du 20 mars 1952 à la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales, signée à Paris et approuvée par la loi du 13 mai 1955, dans l'interprétation selon laquelle l'exproprié à l'égard duquel est fixée une indemnité d'expropriation provisoire inférieure au montant demandé par celui-ci doit être considéré comme partie succombante qui doit verser une indemnité de procédure forfaitaire à l'expropriant ?
- « Schenden de artikelen 1017, § 1, en 1022 van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Aanvullend Protocol van 20 maart 1952 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Parijs en goedgekeurd bij de wet van 13 mei 1955, aldus geïnterpreteerd dat de onteigende ten aanzien van wie een voorlopige onteigeningsvergoeding wordt vastgesteld die lager is dan door hem/haar gevraagd als in het ongelijk gestelde partij moet worden aanzien die aan de onteigenaar een forfaitaire rechtsplegingsvergoeding verschuldigd is ?