(b) En outre, l'État membre sur le territoire duquel l'Organisation a son siège accorde les immunités et les privilèges d'usage aux représentants d'États tiers en mission temporaire, qui ne sont pas visés par les dispositions de l'alinéa (a) du présent article, pendant qu'ils se trouvent sur son territoire pour assurer la représentation des États tiers considérés dans le cadre des travaux de l'Organisation.
(b) Daarnaast kent de Lidstaat op wier grondgebied de Organisatie haar zetel heeft de gebruikelijke voorrechten en immuniteiten toe aan de vertegenwoordigers van Derde Staten, die een tijdelijke missie vervullen en niet onder het bepaalde in lid (a) van dit artikel vallen, en wel voor de duur dat ze zich op zijn grondgebied bevinden voor de uitvoering van hun vertegenwoordigingsopdracht voor Derde Staten in het kader van de werkzaamheden van de Organisatie.