La Cour est interrogée au sujet de la compatibilité de l'article 151, alinéa 3, du Code judiciaire, dans sa version antérieure à son abrogati
on par la loi du 22 décembre 1998, avec les articles 10 et 11, considérés isolément et combinés avec l'article 32, de la Constitution, en tant que c
ette disposition ne prévoit pas la notification aux candidats de l'avis du procureur du Roi et de la présentation du procureur général à une fonction de premier substitut, alors que la procédure prévue à l'article 259ter , § 1, al
...[+++]inéa 3, du même Code, avant son remplacement par la loi du 22 décembre 1998, prévoit la notification des avis aux candidats, la possibilité pour ceux-ci de formuler des observations et un droit d'audition des candidats aux fonctions judiciaires concernées.Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid van artikel 151, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, in zijn versie vóór de opheffing erva
n bij de wet van 22 december 1998, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk en in samenhang gelezen met artikel 32 ervan, in zoverre die bepaling niet voorziet in de kennisgeving aan de kandidaten van het advies van de procureur des Konings en van de voordracht van de procureur-generaal voor een ambt van eerste substituut, terwijl in de procedure van artikel 259ter , § 1, derde lid, van hetzelfde Wetboek, vóór de vervanging ervan bij de wet van 22 december
1998 ...[+++], is voorzien in een kennisgeving van de adviezen aan de kandidaten, in een mogelijkheid voor laatstgenoemden tot het maken van opmerkingen hierbij en in een hoorrecht van de kandidaten voor de daarin bedoelde rechterlijke ambten.