Dans un moyen unique, les parties requérantes dans l'affaire n° 2751 invoquent la violation des articles 10 et 11 de la Constitution, en ce que, pour le calcul de l'ancienneté pécuniaire des magistrats, l'article 365, § 2, du Code judiciaire, modifié par l'article 8 de la loi du 27 décembre 2002, fait abstraction des quatre premières années de l'expérience acquise au barreau qui doit être prise en compte, alors que l'expérience acquise dans le secteur privé ou en tant qu'indépendant peut être prise en compte dès le début.
In een enig middel voeren de verzoekende partijen in de zaak nr. 2751 de schending aan van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat artikel 365, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 8 van de wet van 27 december 2002, bij de berekening van de geldelijke anciënniteit van magistraten de in aanmerking te nemen ervaring aan de balie vermindert met de eerste vier jaren, terwijl ervaring in de privé-sector of als zelfstandige vanaf het begin in rekening kan worden gebracht.