Cette décision prévoyait notamment qu'à côté des dépenses de fonctionnement de l'Agence qui resteraient à charge du budget de l'État, il serait fait appel à la faculté offerte par la loi organique du Fonds des rentes «d'apporter son concours à la gestion de la dette de l'État» (article 2, alinéa 1, 2°, de l'arrêté-loi du 18 mai 1945 portant création d'un Fonds des rentes) en vue de garantir une gestion des ressources humaines à la mesure des défis posés par le nouvel environnement de l'euro.
Deze beslissing voorzag in het bijzonder dat, naast de werkingsuitgaven van het Agentschap, die ten laste zouden blijven van de staatsbegroting, men een beroep zou doen op de mogelijkheid geboden door de organieke wet van het Rentefonds «om zijn medewerking te verlenen bij het beheer van de staatsschuld» (artikel 2, 1e lid, 2°, van de besluitwet van 18 mei 1945 tot oprichting van een Rentenfonds) met het oog op het waarborgen van een beheer inzake menselijk potentieel in functie van de uitdagingen van de nieuwe euro-context.