« § 4 bis. Lorsque le condamné n'est ni propriétaire ni exploitant du débit de boissons ou de l'établissement visés au § 3, la fermeture ne peut être ordonnée que si la gravité des circonstances concrètes l'exige, et ce, pour un délai maximum de deux ans à compter du jour où la condamnation contradictoire ou par défaut sera devenue irrévocable, après citation en intervention du propriétaire ou de l'exploitant susmentionnés, sur requête du ministère public».
« § 4 bis. Wanneer de veroordeelde noch eigenaar noch uitbater is van de in § 3 bedoelde drankgelegenheid of inrichting, kan de sluiting enkel worden bevolen indien de ernst van de concrete omstandigheden dit vereist, en dit voor een termijn van maximaal twee jaar te rekenen van de dag waarop de op tegenspraak of bij verstek gewezen veroordeling onherroepelijk is geworden, na dagvaarding in tussenkomst op vordering van het openbaar ministerie van de bovenvermelde eigenaar, respectievelijk uitbater».