La personne suspectée et la personne lésée ne peuvent faire usage des renseignements obtenus par la consultation du dossier que dans l'intérêt de sa défense ou de la défense de ses droits, à la condition de respecter la présomption d'innocence et les droits de la défense de tiers, la vie privée et la dignité de la personne, sans préjudice du droit prévu à l'article 126.
De verdachte en de benadeelde persoon kunnen de door de inzage in het dossier verkregen inlichtingen alleen gebruiken in het belang van hun verdediging of de verdediging van hun rechten, op voorwaarde dat zij het vermoeden van onschuld en de rechten van verdediging van derden in acht nemen, alsook het privé-leven en de waardigheid van de persoon, onverminderd het recht waarin artikel 126 voorziet.