(38) Cass. 2 octobre 1997, Pas., 1997, I, 381. La Cour justifie l'abandon de l'autorité de chose jugée erga omnes par « le principe général du droit relatif au respect des droits de la défense et (par) l'article 6, alinéa 1, de la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales qui dispose que toute personne a droit à ce que sa cause soit entendue équitablement lors de la contestation de ses droits et obligations de caractère civil ».
(38) Cass., 2 oktober 1997 Arr. Cass., 1997, blz. 381. Het Hof rechtvaardigt dat wordt afgestapt van het gezag van gewijsde erga omnes door « het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging en (door) artikel 6, lid 1, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat inhoudt dat eenieder het recht heeft op een eerlijke behandeling van zijn zaak bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen ».