En outre, M. Vandenberghe affirme que, lorsque la Cour constitutionnelle a rejeté un moyen dans une affaire et que dans une autre affaire, une partie invoque le même moyen, sous une forme légèrement modifiée, en vue de susciter une question préjudicielle, la juridiction saisie ne doit pas, dans ces limites, déférer l'affaire à la Cour en vertu de la théorie de l'acte clair.
Voorts stelt de heer Vandenberghe dat, wanneer het Grondwettelijk Hof een bepaald middel heeft verworpen en een partij in een andere zaak hetzelfde middel, in een licht gewijzigde vorm, opwerpt om een prejudiciële vraag uit te lokken, het rechtscollege binnen die grenzen de zaak volgens de theorie van de acte clair niet naar het Hof moet verwijzen.